Oma noemde het een heus avontuur en daar lachte je om, maar je voelde diep van binnen een nieuw soort angst borrelen. Het hospiteren was een crime, je hebt je er doorheen gebluft met de tips van je zus. Keurig handjes geven, ook aan de andere hospitanten, laten zien dat je sociaal bent, oogcontact maken, leuk doen maar niet té leuk, jezelf zijn, maar dan wel de meest ultieme versie van jezelf en hoe dan ook cool blijven. Niemand heeft je roffelende hart en de triller in je stem opgemerkt. Ook op de wekelijkse huisborrel ben je cool. Je zit cool, je zegt coole dingen en neemt coole slokjes uit je wijnglas. Heel soms verlang je naar de bejaardenflat van oma, waar het fijn stil is, waar je de klok kunt horen ademhalen voordat-ie slaat. Waar je in je pyjama ondersteboven op de bank kunt hangen en waar je niet leuk hoeft te doen. Waar je gewoon bént zonder iemand te hoeven zijn. Maar je houdt dat verlangen voor je en richt je aandacht op het borrelen.