Er zijn situaties waar het woord hopeloos voor uitgevonden lijkt. In de winkel heeft hij gezegd dat het heus zal passen, de begeerlijke inhoud van de doos is hem naar het hoofd gestegen. Zij tilt met één hand mee, een beetje voor de vorm. Straks geeft zij als eerste de moed op. De vraag is of ze ruzie zullen krijgen. Zij zou hem zijn optimisme voor de voeten kunnen werpen door hem naïef te noemen, waarmee ze hem de mogelijkheid ontneemt om ook op te geven. Zwijgend, met samengeknepen lippen, zal hij de doos openscheuren en de inhoud in het autootje stouwen. Wat natuurlijk ook niet past. Zij beseft dat hij niet de alleskunner is waarvoor ze hem altijd heeft gehouden. Er ontstaan barstjes, minieme scheurtjes in het beeld dat zij van hem heeft. De meest onwaarschijnlijke momenten kunnen het begin van het einde inluiden.
Het kan ook heel anders lopen. Zij krijgt de slappe lach en die slaat op hem over. Ze laden snikkend de dozen weer op de kar en lopen eensgezind naar de afdeling expeditie. Er is niets verloren gegaan, het leven herneemt zijn loop.