Op weg naar de binnenstad neem je vaker de route door het Noorderplantsoen. Je volgt dan het pad om de vijver. Vandaag ga je rechtdoor, het ijs op. Je grootvader vertelt regelmatig over de winters in het midden van de vorige eeuw, over het IJsselmeer waar het ijs zo dik was dat er auto’s overheen reden. Dit is de eerste keer dat je bedenkt wat een sensatie dat geweest moet zijn. Afgelopen zomer zat je in het gras op de oever van deze vijver, met een biertje in je hand. Je keek naar de gekleurde lampjes in de bomen en luisterde naar de geluiden van Noorderzon. Muziek, pratende mensen. Gelach. Je vrienden waren stil, net als jij. Samen zwijgen is zo fijn. De wieltjes van je skateboard maken geen geluid. Je kijkt naar beneden en beseft dat ze niet rollen. Ze glijden, net als jijzelf. Geen grip krijgen en toch vooruitgaan. Het kan.