Blijven staan is geen optie. Als je deze jongen iets geeft moet je ze allemaal geld geven en wie garandeert je dat je genoeg overhoudt om zelf van te leven? Je benijdt het gemak waarmee deze mensen overal in de stad hun passiviteit inzetten om anderen in beweging te brengen. Als iedereen zou doen wat zij doen zou het niet meer werken. Blijkbaar zijn er werkpaarden en luxe paarden. Op dit punt beginnen je gedachten je te verwarren. Je kunt het sjofele joch dat tegen de kerkdeur gezakt zit bepaald geen luxe paard noemen. Maar toch – hij heeft niet de zorgen die jij hebt. Hij heeft niet de stress die jij iedere maand opnieuw ervaart om de huur te kunnen betalen, om je werk op tijd af te krijgen, om de rotopmerkingen van je baas te pareren. Benijd je hem? Zou je ook de godganse dag willen rondhangen en je hand op willen houden? Weet je genoeg van de jongen naast je om die afweging te kunnen maken? Want waar slaapt hij? Wat eet hij en hoe vaak? En met wie? Zoëven was je in het schip van de kerk. Bij de gedachte aan de grote Maria die met een glimlach vol mededogen op je neerkeek gaat je hand als vanzelf naar je hart. Je andere hand zoekt naar je portemonnee. Iemand heeft een wereld geschapen en daar de orde der dingen in aangebracht. Het is de mens gegeven om vrije gedachten te ontwikkelen over alles wat hij ziet en ervaart. Maar als puntje bij paaltje komt staan er wetten in de weg, en praktische bezwaren, om alle vrijheid die opkomt in je hoofd daadwerkelijk de ruimte te geven. Aangekomen bij deze gedachte is doorlopen geen optie meer.