Je bewegingen zijn mechanisch, je bent nog maar net wakker en haast je door het ochtendverkeer. In je rugzak zit je lunch, naast de krant die je pas in de middagpauze leest. Op school wordt er op je gewacht. De kinderen zijn drukker nu de lente is begonnen. Hun witte smoeltjes krijgen langzaamaan weer kleur, hun stemmen weerkaatsen harder op de tegels van het speelplein. De donkere periode ligt weer achter ons, dat zei de directeur op de dag dat de lente begon, maar jij weet dat donkere periodes zich niets van de kalender aantrekken. Niemand ziet het aan je, daar zorg je wel voor. Het wakker worden is het ergst. Vanuit je slaap het gemis over je neer voelen dalen. Daarna komen de bewegingen. Een snelle douche, een halve boterham, en dan fietsen. Soms wil je omkijken, maar het leven ligt niet achter je. Het licht springt straks op groen, dan kun je verder.