De hond heeft het aangevoeld. De hitte werd je te veel – nu je zit, kalmeert je op hol geslagen hart. Het duurt even voordat je de rondingen van je zitplaats kunt duiden. Je rug leunt tegen het huis van God. Meteen na dat besef hoor je het orgel in de kerk aanslaan, de lange trillers die het begin van een psalm aankondigen. Hoe lang ben je boos geweest op God? Waarom jij, waarom toen, waarom? Lang. Je bent lang boos geweest. Pas toen je ging ervaren wat je allemaal nog wél kon, werd het lichter en uiteindelijk is de last van de woede van je afgevallen. Je hoeft je ogen niet te sluiten om meegevoerd te worden door het gezang dat uit de open kerkdeur stroomt. Daarbinnen, in het donker van de kerk, belijden mensen hun geloof. Jij zit in het licht en weet dat je God niet hoeft te zien om hem te kunnen ervaren.